Een wedstrijd… er staan nog vijf minuten op de klok en er MOET gescoord worden. De spanning bij de spelers neemt toe en dan is er 1 speler die door de verdediging van de tegenstander heen breekt en met bravoure het belangrijke punt scoort. Een mooi scenario. Het kan echter ook anders gaan: de spelers voelen de druk zo erg dat zij niet meer de prestaties kunnen leveren die zij zonder die tijdsdruk wel in huis hebben. De wedstrijd wordt verloren.
Beide scenario’s zijn denk ik voor iedereen wel bekend, of het nou om hockey gaat, voetbal, tennis of volleybal: druk in welke vorm dan ook kan van grote invloed zijn op de prestaties.
En zo is het ook voor school…de docent die tijdens een toets behulpzaam meldt dat er nog 20 minuten zijn. Voor sommige leerlingen is dit handige informatie, waarna zij gewoon doorwerken. Bij anderen slaat de paniek toe, ze worden slordig, maken onnodige fouten en in het ergste geval blokkeren zij volledig en maken de laatste opdrachten niet meer.
Zo opgeschreven is het een duidelijk verhaal, maar ik merk in mijn praktijk dat veel leerlingen/studenten, maar ook ouders en docenten zich niet bewust zijn van het mogelijke proces tijdens een toets. ‘Hoe kan hij nou een onvoldoende hebben, hij kende het zo goed’, is een vraag die ik dan meestal hoor. Het antwoord: een verandering in gedachten zorgt ervoor dat iemand die eigenlijk goed voorbereid en met redelijke rust aan de toets begon, blokkeert.
Zo’n simpele opmerking over de tijd (of een opdracht die niet direct wordt begrepen, een mede-leerling die zijn pen neerlegt omdat hij kennelijk klaar is) kan een stroom aan gedachten opleveren die ervoor zorgt dat een leerling zichzelf onbewust doet verlammen: ‘nog maar 20 minuten? Ik krijg het nooit af en ik moet een voldoende halen’, ‘hoe kan het nou dat ik deze opdracht niet begrijp, dan zal ik de rest ook wel niet kunnen’ of ‘Hoe kan het dat Rick al klaar is, ik ben nog maar op de helft, wat doe ik fout?’.
Als dat je gebeurt, kun je niet meer goed nadenken en weet je zelfs de antwoorden op de simpelste opdrachten niet meer. Je weet ze wel, maar je krijgt ze niet naar boven.
De grip op kennis is weg.
Zoals een sporter met ‘moet-gedachten’ zichzelf saboteert, kan een leerling met ‘moet-gedachten’ zichzelf naar een onvoldoende piekeren.
In plaats van ‘ik moet nu scoren’ of ‘ik moet nu echt doorwerken anders haal ik het niet’ is het goed om bewust positieve gedachten in te zetten als ‘ik ben goed voorbereid, ik ga het zo goed mogelijk doen’, ‘tot nu toe gaat het lekker, ik ga gewoon zo door’.
Mijn boodschap: wees je bewust van je eigen gedachten en hoe ze je kunnen helpen met focussen, maar ook hoe ze je kunnen saboteren en blokkeren. Hou ‘grip op de bal’ door kloppende en helpende gedachten te gebruiken. Zo behoud je het zelfvertrouwen dat je terecht mag hebben, omdat je goed voorbereid bent.